woensdag 14 september 2016

Hatseflats!

Het leuke (misschien wel het leukste) aan kinderen is dat ze je op de meest onverwachte momenten en op verschillende manieren uit je comfortzone trekken. En daar is niks mis mee. Het geeft je de kans om weer met verwondering om je heen te kijken, nieuwe dingen te ontdekken en buiten geijkte paden te treden in een nieuwe, voor jou tot op dat moment, nog onbekende wereld. Zo'n kans pak ik, als die zich voordoet, met beide handen gretig aan, wars als ik ben van regels en grenzen.

Pluk de hemel en bestorm de dag!
Zijn we diep van binnen niet stiekem nog allemaal kleine kinderen, die niets liever willen dan de wereld verkennen, buiten gebaande paden om? Van buiten verandert dan wel onze verpakking, onze omgeving duwt ons in het gareel en gaandeweg leren we de lessen van Willem Elsschots woorden: “tussen dromen en daden staan wetten in de weg en praktische bezwaren". Maar die kinderlijke onverschrokkenheid en dadendrang, diep van binnen, maakt het mogelijk om nieuwe dingen af te pellen en de boel lekker op de schudden. Heerlijk voor een creatieve chaoot en een tikkeltje anarchistisch wezen als ik. Kom maar op kleintjes, leg de boel maar plat met je malle vragen en opmerkingen. Samen bestormen we de hemel en plukken we de dag!

Waar had ik het ook weer over?

Die comfortzone dus. Een paar jaar geleden begon het al. De term hockey ging over tafel. Vanwege de schermutselingen op de zijlijn en tribune bij voetbal ging toen al mijn lichte voorkeur uit naar hakkie (zo leerde ik dat vroeger uitspreken). Ik zag voor me: omhoog staande polokraagjes en beleefde kindjes met een lief aardappeltje in hun keel. En dan ik daar tussen. 
Net als vroeger op het Stedelijk Gymnasium (“Zteeedeluk Gim” zo sprak je dat uit). Ik was welkom, ze waren uiterst vriendelijk en beleefd, daar niet van. Op zulke scholen wordt er niet gepest, je wordt zo bij tijd en wijle beleefd afgewimpeld met een correcte smoes (zmoez). Ik was een van hen, maar toch 'anders'. Want uit een arbeidersgezin. Geen roze koeken en patat in de pauze en een honderdje in de kontzak, geen merkkleding en geen ‘hakkie’. Wel een werkloze vader met amper 3 jaar lagere school - vanwege de oorlog- en een moeder die als huismama (huishoudschool) alles zelf maakte en bakte. 
Desondanks, met wijde pijpen als smal in was, hoorde ik er gewoon bij. Maar toch. Je voelt het. Afkomst beklijft. Net zoals je in Zaltbommel altijd import zal blijven, ook al woon je er heel erg lang. Je geboorte, dat telt. Dat was je er niet van af. Je bent nooit een echte Bommelaar, zoals ze dat hier zeggen.

Sjiekdefriemel
Mijn klasgenootjes kwamen uit Aerdenhout of Haemstede. Of uit sjieke wijken in Haarlem. Met huishoudster of tuinman. Mijn huiskamer was even groot als hun vestibule. Als ik ging bij hen ging spelen was dat in een kasteeltje met zwembad en de waakhonden waren waakganzen (echt waar! net als bij Asterix en Obelix). En er hing kunst aan de muur. Geen repro’s zoals bij ons, maar echte. Met bewakingscamera’s ernaast. Een wereld ging voor me open. Maar ik benijdde hen niet. Want bij ons thuis vond ik het knusser. Daar was altijd een moeder en de geur van zelfgebakken brood en koekjes. 
Ik deed mee. Op mijn manier. Ik werkte naast school vanaf mijn 8e (bollen pellen) en van de centjes van de bijbanen ging ik naar het theater en af en toe het café. En als ik spijbelde, wat ik graag deed omdat de lessen mij verveelden, dan werd er niet gebeld waar ik was. Wij hadden namelijk geen telefoon. Als het achteraf toch nodig was, schreef mijn moeder een briefje, ik dicteerde dan de smoes. Die iedereen geloofde. Het heeft zo zijn voordelen, anders zijn en buiten de lijntjes denken en doen. Want als ik spijbelde, was ik thuis en deed ik nuttigere dingen. Dat vonden we een goede oplossing, mijn moeder en ik. Achteraf was zij ook niet zo van binnen de lijntjes, denk ik.

Maar ik dwaal af...
Comfortzone dus. Dat als je daaruit getrokken wordt, dat dat mooi is. Dat besef kwam (weer) bij me op afgelopen week toen ik in een volkomen nieuwe omgeving, over het pas opgeleverde terrein van de hockeyclub liep met mijn twee zoontjes in hun spikspinternieuwe outfit. Eager om hun nieuwe hobby te leren.

Hatseflats!
En toen kwam het dat ik bij het passeren van twee spelende jongetjes, van een jaar of 12, ze tegen elkaar hoorde zeggen “je moet flatsen”.  Meteen liep ik op het hek af en kon het niet laten. Ik flapte het eruit (wat niet echt opgevoed en beleefd is, ik weet het) en stoorde hen in hun spel. “Zeg, is dat echt een woord ‘flatsen’? Of verzon je dat ter plekke?” Het jongetje, uiterst beleefd, stond mij meteen te woord. Hij legde mij geduldig uit wat dat was “flatsen”. Hij deed het zelfs eventjes voor. Het zag er flitsender uit dan het woord in eerste instantie deed vermoeden. Thuisgekomen googelde ik het voor de zekerheid. Je weet maar nooit, was ik erin gestonken door zo'n klein kereltje, maar verrek hij had gelijk: Flatsen bestaat!

En dan loop je ineens vier van de zeven dagen, na school en tussen je ZZP werk door, als mama in de zijlijn, in een heel andere omgeving en ontdek je een nieuwe wereld, met een eigen taal en subcultuur. Heerlijk! Ik heb thuis meteen de spelregels gedownload en me heilig voorgenomen die door te spitten. Misschien zitten er wel meer van zulke wonderbaarlijk mooie woorden bij als ‘flatsen’.

Hatseflats! Ook mooi trouwens. Die term blijkt ooit verzonnen te zijn door Tommie van Sesamstraat /  Bert Plagman ca. 1980 en daarna herhaaldelijk gebruikt door cabaretier Bert Visscher. Lang leve de snoepwinkel van internet, bomvol onooglijk kleine ‘het-doet-er-niet-toe-maar-is-wel-leuk-om-op-te-zoeken-' feitjes.

Tot later, Tabbé!


Simone


Lees verder >

zaterdag 10 september 2016

Schipperen

Het is weer even wennen. Die eerste week na de grote schoolvakantie is eigenlijk altijd schipperen. Zeker als alleenstaande mama en ZZP'er zonder naschoolse opvang. Maar ik mag niet klagen. Dat is mijn eigen keuze. Ik ben gebakken aan de school- en avonduren. Stiekem werk ik ook tijdens het spelen van vriendjes en in de weekenden. Eigenlijk gaat het non stop door. Mijn werk is als een kind dat altijd in de luiers blijft. Een handenbindertje.

Schipperen is niet erg. 
Als je je koers maar weet en de dingen vóór blijft. Dat is het geheim van iedere goed functionerende moeder (en vader). Loop je voorop, in plaats van overal achter aan te hobbelen, dan laveer je moeiteloos door de golven en kun je meebewegen met onverwachte zijwinden en stormen.

Ergens deze week ging dat dus een beetje mis.
Ik wist 's morgens nog niet precies hoe de dag zou lopen, had geen idee wat ik ging koken, bleek geen eten op voorraad te hebben, kortom: ik liep voortdurend achter de feiten aan. Rond vijf uur, de beruchte spitstijd, waarbij de dalende suikerspiegel lineair samenhangt met een stijgende stressspiegel, is dat niet echt handig. Om het maar zacht uit te drukken. Gelukkig vonden de kinderen het een feestweek: lang leve de frituur (air fryer) en de pannenkoek!

Volgende week weer een nieuwe kans. 
Als alle afspraken en sport- en hobbyclubjes netjes in mijn agenda staan, de vriendjes de deur in- en uithollen terwijl mama op de laptop ratelt, de muziek en ps4 keihard aanstaan, de bal door de kamer stuitert, de kat bovenin de boom jammert dat hij er niet meer uit durft en de pannen in het gelid klaar staan op het fornuis. Dan is het weer zoals het hoort: in control.

We gaan ervoor!

Fijn weekend!

Simone

donderdag 8 september 2016

Welke is het leukste? 1 of 2


Een kinderboek schrijven is niet zo eenvoudig als het lijkt. Voor welke doelgroep schrijf je? En vanuit welk perspectief? Ik heb een scene vanuit twee verschillende invalshoeken beschreven. Bekijk hier het resultaat. De titel van deze scene luidt: 'Het wonderbaarlijke wiebelhoedje'.

Welke is het leukst? >  Versie 1 of versie 2?



versie 1


1.  Het wonderbaarlijke wiebelhoedje


Mevrouw Stipjes droeg altijd een wiebelhoedje op haar hoofd. Het was een mal gezicht maar zonder hoedje zou nog maller zijn, Wie weet wat er onder zat! Hoe ze aan haar naam gekomen was, wist eigenlijk niemand. Ze heette gewoon Stipjes. En dat was al jaren zo. Zelfs zij wist niet beter dan dat ze zo heette.

Zonder haar hoedje was ze eigenlijk een onopvallende vrouw van een jaar of 65. Of 70. Best oud en oma-achtig in ieder geval. Ze schuifelde elke dag een beetje rond dezelfde tijd over de stoep. Met haar hoofd een beetje scheef. En het malle wiebelhoedje er kaarsrecht bovenop. Elke dag hetzelfde. Heen en weer.

Het zou die dag net als andere dagen zijn geweest als niet opeens van om de hoek een jongen op een skateboard keihard aan kwam sjezen en net een fractie van een seconde te laat remde.
Toen ging het allemaal razendsnel.

Voor mevrouw Stipjes het wist lag ze op de grond. Het malle hoedje rolde op de grond en rolde en rolde. En verdween in een put. Dat was het begin van alle ellende. Wat er toen gebeurde had niemand zich ooit kunnen voorstellen.  Zelfs mevrouw Stipjes niet in haar stoutste dromen.

- - -

versie 2


1.  Het wonderbaarlijke wiebelhoedje


Mevrouw Stipjes zette haar hoedje op haar hoofd en bekeek zichzelf tevreden in de spiegel. Wat was het toch een machtig mooi hoedje. Ze was er nog steeds dol op en kon zich niet voorstellen ooit het huis te verlaten zonder haar geliefde hoofddeksel.

Ze heette eigenlijk geen Stipjes. Maar de mensen noemden haar zo. Waarom was ze vergeten. Haar echte naam was een stuk saaier. Dus ze liet het maar zo.

Om geen stramme 70 jarige te worden, liep ze ieder dag om dezelfde tijd een rondje. Nu weer linksom door het park, dan weer rechtsom naar de winkels op de hoek. Veel meer variatie was er eigenlijk niet. Een praatje hier en daar, even zitten op het bankje en dan weer naar huis. Toch vond ze haar leven allesbehalve saai, ze genoot van kleine dingen en was met weinig tevreden.

Totdat die akelige jongen tegen haar aanbotste. Het zou verboden moeten worden om met een skateboard het trottoir te betreden. En zeker om zo hard te rijden. Ze had hem niet zien aankomen en de botsing deed gemeen pijn tegen haar scheenbeen. Dat zou vast een blauwe plek worden.

“Sorry’ had de jongen gemompeld en was er meteen van door gegaan. Die jeugd van tegenwoordig! Voorzichtig was ze overeind gekrabbeld, klopte haar rok af en duwde hem weer netjes in de plooi. Daarna keek ze om zich heen. In haar ooghoek zag ze iets wegrollen. Naar de stoeprand. Het verdween in de put.

Och hemeltje. Het zou toch niet... Geschrokken tastte ze op haar hoofd. Haar hart begon sneller te kloppen en het zweet brak haar uit. Haar geliefde hoofddeksel! De plek waar haar kleinood zat voelde raar aan. Kaal en naakt. Van deze val zou het plotselinge gemis aan haar hoed haar altijd bijblijven. Die blauwe plek loste zich vast vanzelf wel op. Maar haar hoed? Hoe moest ze nu verder? Zonder haar hoed?

Een gevoel van paniek overviel haar. Razendsnel, veel sneller dan ze van zichzelf gewend was (ze leek warempel wel een jonge deerne en in geen geval op een zojuist gevallen oude vrouw), haastte ze zich naar haar huis terug. Ze moest een plan verzinnen. Een goed plan. Anders zou alles mislopen. 

Dit is het begin!


Een blog. He he. Het werd tijd. Eindelijk de stap genomen. Vandaag een eerste layout uitgeprobeerd. Nu even de tekst erin zetten. Al doende leer ik wel hoe het moet. Zodra ik me hier thuis ga voelen en de meeste knopjes en truukjes ken, ga ik los. Beloofd. En dan zal je wat beleven! Hou deze blog maar in de gaten. Dit is nog maar het begin...!

daaaag Simone